DE BISSCHOPPELIJKE JUBILEUM SYNODE
VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK

13-16 augustus, 2000, Moskou

DE GRONDSLAGEN VAN HET SOCIALE CONCEPT
VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK



Vertaling: Vader Sergi Merks

I. Fundamentele theologische uitgangspunten

I. 1. De Kerk is de verzameling van gelovigen in Christus, aan de deelname waarvan Hijzelf iedereen uitnodigt. In haar behoren "alle aardse en hemelse dingen" verenigd te zijn in Christus, want Hij is het Hoofd van "de Kerk, die Zijn Lichaam is, en vervuld met Hem, die alles in allen vervolmaakt" (Ef. 1:22-23). In de Kerk wordt de Schepping vergoddelijkt en wordt Gods oorspronkelijke plan voor de wereld en de mensheid vervuld door de kracht van de Heilige Geest.

De Kerk is zowel het resultaat van de verlossende daad die door de Zoon gesteld is, Die gezonden is door de Vader, als van de heiligende werking van de Heilige Geest, Die op de grote dag van het Pinksterfeest is neergedaald. Volgens de heilige Irenaeus van Lyon stelt Christus Zichzelf aan het hoofd van de mensheid, waardoor Hij het Hoofd wordt van de vernieuwde mensheid als Zijn Lichaam, waarin toegang wordt verschaft tot de bron van de Heilige Geest. De Kerk is de eenheid van "de nieuwe mensheid in Christus", "de eenheid van Gods genade, die zich in de menigte van rationele schepsels bevindt, die onderworpen zijn aan de genade" (A.S. Chomjakov). "Mannen, vrouwen, kinderen, hoe diep verdeeld zij ook zijn door ras, natie, taal, manier van leven, werk, opleiding, status, bezit… - allen worden door de Kerk in de Geest vernieuwd en in hun volmaaktheid hersteld… Allen ontvangen van haar de éne natuur die boven alle verderf verheven is - een natuur die niet is aangetast door de talloze en diepe verschillen waardoor mensen zich van elkaar kunnen onderscheiden… In haar is niemand op welke wijze dan ook gescheiden van het geheel, want iedereen is als versmolten met elkaar door de enkelvoudige en onzichtbare kracht van het geloof" (heilige Maximos de Belijder).

I. 2. De Kerk is een godmenselijk organisme. Als Lichaam van Christus, verenigt zij in zichzelf twee naturen, de goddelijke en de menselijke, met hun respectievelijke eigenschappen en werkingen. De Kerk verhoudt zich tot de wereld via haar menselijke, geschapen, natuur. Maar zij manifesteert zich niet slechts als een werelds organisme, maar in al haar mysterieuze volheid. Het is de godmenselijke natuur van de Kerk die de genadeschenkende transformatie en loutering van de wereld mogelijk maakt, zoals die in de geschiedenis tot stand wordt gebracht in de scheppende samenwerking, "synergie", van de leden van het kerkelijk lichaam en haar Hoofd.

De Kerk is niet van deze wereld, net zoals haar Heer, Jezus Christus, niet van deze wereld is. Echter, Hij kwam in de wereld, die Hij zou verlossen en vernieuwen, Zichzelf "vernederend" om Zich haar natuur eigen te maken. Ook de Kerk moet het proces van de historische zelfvernedering (kenose) doorlopen, opdat zij haar verlossende missie kan volbrengen. Haar doel is niet slechts de verlossing van de mensen in deze wereld, maar ook de verlossing en het herstel van de wereld zelf. De Kerk is geroepen te handelen in de wereld naar de gelijkenis met Christus, om van Hem en Zijn Koninkrijk te getuigen. De leden van de Kerk worden geroepen te delen in de missie van Christus, in Zijn dienst aan de wereld, hetgeen slechts als een conciliaire dienst mogelijk is voor de Kerk, opdat "de wereld moge geloven" (Joh. 17:21). De Kerk is geroepen dienstbaar te zijn aan de verlossing der wereld, want zelfs de Zoon des mensen Zelf "is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mk. 10:45).

De Heiland zei van Zichzelf: "Ik ben in uw midden als dienaar" (Luk. 22:27). Dienstbaar zijn voor de verlossing der wereld en alle menselijke schepselen kent geen beperkingen door nationale en religieuze grenzen, zoals de Heer Zelf heeft duidelijk gemaakt in de parabel van de Barmhartige Samaritaan. Integendeel, de leden van de Kerk ontmoeten Christus als Degene, Die alle zonden en al het lijden der wereld op Zich heeft genomen, wanneer zij de hongerigen, de verweesden, de zieken en gevangenen tegemoet treden. Hulp aan degenen die lijden betekent in de volle zin des woords hulp aan Christus Zelf, en de vervulling van dit gebod bepaalt het eeuwige lot van iedere mens (Mt. 25:31-41). Christus roept Zijn discipelen niet op de wereld te ontvluchten, maar om "het zout der aarde" en "het licht der wereld" te zijn.

De Kerk, als het lichaam van Christus, de Godmens, is aldus godmenselijk. Ofschoon Christus de perfecte Godmens is, wil dat echter niet zeggen dat de Kerk perfect is in haar godmenselijkheid, want op aarde moet zij de strijd aangaan met de zonde. En haar menselijkheid, hoewel onlosmakelijk verbonden met de Godheid, staat ver af van Zijn gelijkenis en werken.

I. 3. Het leven in de Kerk, waartoe een ieder is geroepen, is een voortdurende dienstbaarheid aan God en de mensen. Het gehele volk Gods wordt ertoe opgeroepen. De leden van het Lichaam van Christus, die deelnemen aan deze gezamenlijke dienst, vervullen ook hun afzonderlijke roepingen. Een ieder bezit een speciale gave om het geheel te dienen. "Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods" (1Petr. 4:10). "Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander de gaven van genezingen door die ene Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen. Doch dit alles bewerkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil" (1Kor. 12:8-11). De gaven van de menigvuldige genade van God zijn aan iedereen individueel geschonken, maar bedoeld voor de gezamenlijke dienst van Gods volk (zo ook voor de dienst aan de wereld). Dit is de uitdrukking van deze gezamenlijke dienstbaarheid van de Kerk, die niet verwezenlijkt wordt op grond van één, maar op grond van vele verschillende gaven. De verscheidenheid van gaven schept een verscheidenheid aan diensten. Echter: "er is een verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Heer; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen bewerkt" (1Kor. 12:5-6).

De Kerk roept aldus haar trouwe kinderen op tot deelname aan het leven in de maatschappij, dat gebaseerd moet zijn op de principes van de Christelijke moraal. In het Hoogpriesterlijk Gebed vraagt de Heer Jezus Christus de Hemelse Vader het volgende voor Zijn leerlingen: "Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze… Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld" (Joh. 17:15,18). Het is ongeoorloofd de ons omringende wereld te mijden op een Manicheïstische wijze. Christelijke deelname aan het leven in de wereld moet gebaseerd zijn op het bewustzijn dat de wereld, de maatschappij en de staat, objecten van Gods liefde zijn, want zij moeten worden getransformeerd en vervolmaakt volgens de principes van de door God opgedragen liefde. De Christen moet de wereld en de maatschappij zien in het licht van zijn uiteindelijke bestemming, in het eschatologische licht van Gods Koninkrijk.

De verscheidenheid aan gaven in de Kerk komt op een speciale manier tot uitdrukking in haar maatschappelijke dienst. Het ongedeelde kerkelijke organisme neemt deel aan het leven in de omringende wereld in zijn complete volheid, maar de geestelijkheid, de monniken en leken kunnen deze deelname op verschillende manieren en in verschillende mate realiseren.

I. 4. In het volbrengen van haar missie tot de verlossing van het menselijk ras, bedient de Kerk zich niet slechts van gerichte prediking, maar ook van goede werken, met de bedoeling de spiritueel-morele en materiële conditie van de wereld rondom haar te verbeteren. Om dit te bewerkstelligen gaat zij een samenwerking aan met de staat, zelfs wanneer deze niet Christelijk is, als ook met verschillende openbare organisaties en functionarissen, al identificeren zij zichzelf niet met het Christelijk geloof. Zonder zichzelf ten doel te stellen een ieder tot de Orthodoxie te bekeren alvorens tot samenwerking over te gaan, hoopt de Kerk dat gedeelde liefdadigheid haar medewerkers en de mensen rondom hen tot de kennis van de waarheid zal leiden, en hen zal helpen de trouw aan de door God gegeven morele normen te bewaren of te herstellen en hen te inspireren tot het zoeken van vrede, harmonie en welzijn - de voorwaarden waarbinnen de Kerk het best haar verslossende werk kan volbrengen.